8.7 VELE OF VELEN? Copy

Er zijn enkele voornaamwoorden en telwoorden die soms met een –n worden geschreven en soms zonder. Voorbeelden van dit soort woorden zijn: enkele, sommige, alle en vele.

De regels voor het wel of niet gebruiken van de –n zijn als volgt:

1. De woorden krijgen een –n als ze slaan op personen én zelfstandig gebruikt zijn.
‘Zelfstandig gebruikt’ houdt in dat er geen zelfstandig naamwoord achter deze woorden staat of daar ingevuld kan worden uit dezelfde of de vorige zin:
Velen hebben deze trein gemist.
De gedupeerden bestelden een taxi. Enkelen van hen dienden een klacht in.

Achter de woorden velen en enkelen kunnen we geen zelfstandig naamwoord invullen. Wel kunnen we woorden verzinnen om daar neer te zetten, zoals reizigers. Maar dat is niet de bedoeling. Het gaat erom dat er geen zelfstandig naamwoord uit de vorige of deze zin gehaald kan worden. Daarom zijn velen en enkelen zelfstandig gebruikt.

2. De woorden krijgen geen –n als ze verwijzen naar personen en bijvoeglijk gebruikt zijn.
‘Bijvoeglijk gebruikt’ houdt in dat er een zelfstandig naamwoord achter deze woorden staat of daar ingevuld kan worden uit dezelfde of de vorige zin:
De reizigers waren laat. Vele hebben deze trein gemist.
Sommige reizigers hadden een zitplaats, andere moesten staan.

Achter vele en andere kun je nu wel reizigers invullen. Dit woord staat namelijk in de zin ervoor. Daarom zijn vele en andere bijvoeglijk gebruikt.

3. De woorden krijgen geen –n als ze verwijzen naar een zaak of een dier. Dit geldt ook voor verwijzingen naar een zaak of dier én een persoon:
Sommige koeien loeiden, andere graasden.
Van deze glazen hadden enkele een barst.
De tuinman en zijn kar kwamen beide in zicht.

In de eerste zin gaat het bij andere om koeien en in de tweede zin bij enkele om glazen. Het woord beide in de derde zin verwijst naar de tuinman en zijn kar. Bij deze verwijzingen komt er geen –n achter de woorden te staan.