Schrijvers van tegenwoordig hebben vaak de neiging om woorden los te schrijven, terwijl deze aan elkaar horen te staan. Dit wordt toegeschreven aan de invloed van het Engels. Maar het Nederlands lijkt op dit punt niet op het Engels. Onze taal volgt dezelfde regels als het Duits, waarin samenstellingen aaneen worden geschreven.
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee of meer woorden die ook zelfstandig kunnen voorkomen. Als je tafel koppelt aan poot ontstaat de samenstelling tafelpoot. Onder een tafelpoot zou je een viltje kunnen plaatsen. Dan ontstaat het woord tafelpootviltje. Een tafelpootviltje is één ding, één begrip. Voor dat ene begrip gebruiken we één woord en dat woord heeft maar één hoofdklemtoon. Daaraan kun je een samenstelling herkennen. Bij táfelpootviltje ligt de hoofdklemtoon op de eerste lettergreep.
Door het wel of niet aan elkaar schrijven van woorden kan de betekenis van een begrip veranderen. Vergelijk: los geld – losgeld. In het eerste voorbeeld schrijf je het bijvoeglijk naamwoord los. Het gaat hier niet om een samenstelling. Er zijn dan ook twee klemtonen (lós géld). In het tweede voorbeeld betreft het een samenstelling en is er maar één klemtoon (lósgeld). Ga dus zorgvuldig om met de regels voor het wel of niet aan elkaar schrijven, zodat er geen verwarring ontstaat over de betekenis van woorden.
Bij sommige samenstellingen gebruiken we een liggend streepje tussen de delen: een koppelteken. Dat kan bijvoorbeeld uitspraakproblemen voorkomen. In de volgende twee onderdelen geven we een overzicht van woordcombinaties waarin een koppelteken hoort te staan. In onderdeel 8.3.1 kijken we naar de regels voor samenstellingen die uit twee delen bestaan. In onderdeel 8.3.2 volgen de regels voor samenstellingen van drie of meer delen.