Zelfstandige naamwoorden worden soms gekoppeld door de letters -(e)n om een samenstelling te vormen. Bijvoorbeeld stoel + dans wordt stoelendans. Maar koppeling met alleen een -e is ook mogelijk: rijst + pap wordt rijstepap. Er zijn regels opgesteld om te bepalen wanneer je voor -(e)n of voor -e kiest. Om te beginnen geldt er voor de tussenletters -(e)n en -e een hoofdregel. Deze is als volgt:
Een samenstelling krijgt de tussenletters -(e)n als het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat uitsluitend een meervoud heeft op -(e)n. Gebruik in andere gevallen een tussenletter -e.
Voor de keuze tussen -(e)n of -e moet je dus het eerste deel van de samenstelling in het meervoud zetten en bekijken of er dan alleen een meervoud op een (e)n is. Bij een woord als kersenpit bijvoorbeeld kijk je naar de meervoudsvorm van kers. Dat is kersen, een meervoud uitsluitend op -en. Dan krijg je de samenstelling kersenpit.
In de hoofdregel zitten de volgende drie voorwaarden opgesloten:
1. Het woord waar het om gaat moet een samenstelling zijn. Let er dus op dat de hoofdregel niet van toepassing is op woorden zoals nutteloos en menselijk. De achtervoegsels -loos en -lijk zijn namelijk geen zelfstandige woorden. Dit betekent dat bij koppeling met een ander woord niet een samenstelling ontstaat, maar een afleiding.
2. Het linkerdeel van de samenstelling moet een zelfstandig naamwoord zijn. Bij woorden zoals hogeschool en groenekool bestaat het linkerdeel uit een bijvoeglijk naamwoord. Bij woorden zoals hinkepoot en wiegelied is het eerste deel afgeleid van een werkwoord (hinken en wiegen). Op dit soort woorden mag je de hoofdregel niet toepassen.
3. Er moet een meervoud zijn uitsluitend op -n. Woorden die alleen een meervoud hebben op een -s, vallen dus buiten de boot: races – racehond; douches – douchemuts; asperges – aspergesoep. Sommige woorden hebben een meervoud op een -n én een –s. Ook dan komt er geen tussen-n: groenten/groentes – groentesoep; geboorten/geboortes – geboorteaangifte; keuzen/keuzes – keuzestress. En dan zijn er nog de woorden die helemaal geen meervoud hebben. Voor deze categorie geldt eveneens dat ze geen tussen-n krijgen: rijst – rijstepap; tarwe – tarwemeel; gerst – gerstenat.
Toepassen van de hoofdregel kan soms vreemde woorden opleveren. Denk aan *manenschijn of *berendruk. *Manenschijn is vreemd, omdat het schijnsel maar van één maan komt. Bij *berendruk lijkt het of beren druk zijn, terwijl het woord betekent dat je heel erg druk bent.
Om dit soort samenstellingen te voorkomen, zijn er drie uitzonderingen op de hoofdregel bedacht. Deze uitzonderingen krijgen geen tussenletter -n.
De uitzonderingsregels gelden voor de volgende samenstellingen:
1. Samenstellingen met zon, maan en hel: zonnebank, manestraal, hellepoort. In deze samenstellingen verwijst het linkerdeel naar iets waarvan er in de gegeven context maar één is. De woorden Koninginnedag, koninginnefeest en koninginnenacht vallen ook onder deze categorie.
2. Samenstellingen die in hun geheel een bijvoeglijk naamwoord zijn, waarbij het eerste deel een versterkende functie heeft: stekeblind, reuzeleuk, boordevol, apetrots. Het is niet zinnig om de eerste delen in het meervoud te zetten, want het gaat niet om de letterlijke betekenis van die woorden.
3. Samenstellingen waarvan het eerste deel een vrouwelijke nevenvorm op -e is. Vrouwelijke nevenvormen zijn bijvoorbeeld: studente, pianiste, agente. Deze woorden hebben meestal een meervoudsvorm op -s: studentes, pianistes, agentes. De mannelijke tegenhanger heeft een meervoudsvorm op -n: studenten, pianisten, agenten. Dit zou betekenen dat vrouwen een studentekamer huren en mannen een studentenkamer. Om dit te voorkomen, krijgen al deze samenstellingen een tussen-n.
Verder is er nog een groep woorden die we ‘versteende samenstellingen’ noemen. Dit betekent dat we een of meer van de samenstellingsdelen nauwelijks meer herkennen in de oorspronkelijke betekenis. Denk aan ooievaar. Het zou vreemd zijn als we het eerste deel ooi in het meervoud zetten, want bijna niemand weet waar dit woord vandaan komt en wat de betekenis ervan is. De samenstelling is versteend, dus afblijven. Versteende samenstellingen krijgen dan ook geen tussen -n. Andere voorbeelden zijn: bolleboos, ruggespraak, elleboog, ledematen en klerelijer.