Normaal gesproken staat de persoonsvorm van een zin in het enkelvoud als het onderwerp in het enkelvoud staat: Ik ga lekker shoppen.
De persoonsvorm is ga (enkelvoud) en het onderwerp is ik (enkelvoud).
Een persoonsvorm staat in het meervoud als het onderwerp in het meervoud staat: Wij gaan lekker shoppen. De persoonsvorm is gaan (meervoud) en het onderwerp is wij (meervoud).
De persoonsvorm en het onderwerp van een zin komen dus gewoonlijk qua enkelvoud en meervoud overeen. Soms gaat er in zinnen iets mis, omdat het verkeerde onderwerp is gekozen, bijvoorbeeld in de volgende zin: Weet jij waar het zakje met tentharingen liggen? Het onderwerp van deze zin is zakje met tentharingen. Dat is een onderwerp in het enkelvoud, want het zakje is de kern van de woordgroep en niet tentharingen. De zin moet dus zijn: Weet jij waar het zakje met tentharingen ligt?
Er kunnen ook fouten met het enkelvoud en meervoud ontstaan als het goede onderwerp is gekozen. Onderwerp en persoonsvorm komen namelijk niet in alle gevallen overeen als het gaat om enkelvoud en meervoud. Soms krijgt een onderwerp in het enkelvoud een persoonsvorm in het meervoud of een onderwerp in het meervoud een persoonsvorm in het enkelvoud. Hierna geven we een overzicht van de constructies waarbij dit speelt. Eerst volgen de constructies waarbij een persoonsvorm in het enkelvoud hoort te staan, daarna komen de meervoudsconstructies.