Het enkelvoud gebruik je in de volgende gevallen:
1. Bij namen van bedrijven en organisaties in het meervoud:
Vroom en Dreesmann heeft zijn deuren gesloten.
Dit geldt ook voor de afkortingen:
V&D is uit het straatbeeld verdwenen.
NS moest opnieuw bussen inzetten.
2. Bij constructies met zowel … als, of, noch … noch, c.s., niet alleen … maar ook …, geen van beiden, meer dan een.
In deze constructies worden de afzonderlijke delen benadrukt en niet de genoemde delen samen:
Zowel Jan als Piet is tegen het voorstel.
Jan of Piet mag beslissen.
Maar:
Zowel hij als ik zijn tegen het voorstel.
Zowel de leden als de voorzitter zijn tegen het voorstel.
In de eerste voorbeeldzin hebben we te maken met verschillende persoonsvormen: bij hij hoort is en bij ik hoort ben. In de tweede voorbeeldzin staat de leden in het meervoud.
3. Als de twee delen van een onderwerp als één geheel worden opgevat:
Sterke inzet en betrokkenheid staat hier centraal.
Het onderwerp van deze zin bestaat uit twee delen: sterke inzet en betrokkenheid. Deze delen kun je als een eenheid zien.
4. Na percentages en andere aanduidingen voor maten en gewichten:
Veertig procent van de genodigden kwam niet opdagen.
Tien liter water gaat er in dat vat.
5. Na sommige tijdsaanduidingen: vier jaar, drie kwartier, 24 uur.
Vier jaar is niet gemakkelijk te overbruggen.
Als je echt de nadruk wilt leggen op de duur van de periode mag het werkwoord in het meervoud staan:
Vier lange jaren gingen voorbij.
Ook gebruik je het enkelvoud na een breukgetal:
Twee-en-een-halve maand ging voorbij.
6. In constructies met een van en de enige van die gevolgd worden door een bijvoeglijke bijzin die terugslaat op een van of de enige van:
Hij is een van onze beste violisten, die dan ook het meeste publiek trekt.
Zij was de enige van de bezoekers die om de speech kon lachen.
7. Bij het woord aantal.
In het verleden werd bij het woord aantal meestal een persoonsvorm in het enkelvoud gezet. Tegenwoordig kun je in bepaalde gevallen ook een persoonsvorm in het meervoud kiezen. Bijvoorbeeld:
a. Als een aantal ‘enkele’ betekent. Dan is het meervoud ook goed. Vroeger was alleen het enkelvoud goed:
Een aantal bedrijven heeft zich verenigd in een consortium.
Een aantal bedrijven hebben zich verenigd in een consortium.
b. Als het duidelijk niet om het aantal gaat, maar om de afzonderlijke zaken. Dan is het meervoud logischer:
Langzaamaan ontstonden een aantal nieuwe problemen.
Als de nadruk op het aantal ligt, bijvoorbeeld als dat wordt gespecificeerd als groeiend of groot, is alleen het enkelvoud goed:
Een groot aantal bewoners maakt bezwaar tegen de renovatie.
Let goed op als er bijzinnen staan na een zin met een aantal. Als de bijzin duidelijk op aantal slaat, staat zowel de persoonsvorm van de hoofdzin als van de bijzin in het enkelvoud:
Er is een groeiend aantal mensen dat zich keert tegen racisme.
De bijzin dat zich keert tegen racisme slaat op aantal en niet op mensen. Je kunt het woord mensen desnoods weglaten.
Als de bijzin niet op aantal slaat, maar op het erop volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud, staan de persoonsvormen van de hoofd- en bijzin in het meervoud:
In de boekenkast staan een aantal boeken die niet verkocht mogen worden.
In deze zin hoort de bijzin die niet verkocht mogen worden echt bij het meervoudige woord boeken.
8. Bij woorden die een groep aanduiden, zoals groep, menigte, reeks en ploeg.
Een groep mensen bleef langs de kant staan.
In het boek volgde een reeks getallen.
Een ploeg wielrenners arriveerde na zonsondergang.