De regels voor het gebruik van hen en hun zijn niet al te ingewikkeld. Maar de toepassing ervan kan bijzonder lastig zijn.
Gebruik hen:
- als het om een lijdend voorwerp gaat:
Hij heeft hen beroofd.
Als je deze zin passief maakt, wordt het lijdend voorwerp hen omgezet in het onderwerp zij: Zij zijn door hem beroofd. Pas deze omzetting toe om te controleren of je met een lijdend voorwerp te maken hebt. Om te bepalen of een zinsdeel een lijdend voorwerp is, kun je ook de vraag stellen: wie of wat heeft hij beroofd? Het antwoord daarop is het lijdend voorwerp (hen).
- na een voorzetsel (bijvoorbeeld aan, tegen, bij, voor):
Hij heeft het aan hen gegeven.
Gebruik hun:
- als het om een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gaat:
Hij heeft het hun gegeven.
- als het om een bezittelijk voornaamwoord gaat:
Het was hun cadeau.
Let erop dat hun niet het onderwerp van een zin kan zijn. Vervang hun in de zin Hun komen altijd te laat door zij of ze: Zij/ze komen altijd te laat.